Maandag 2 juli jongstleden heeft minister Koolmees in de kamerbrief “Hoofdlijnen veranderopgave inburgering” zijn plannen uiteengezet voor de wijziging van het inburgeringsstelsel, met als doel de nieuwe Wet inburgering in te voeren in 2020.
Momenteel blijven te veel nieuwkomers te lang aangewezen op een bijstandsuitkering, omdat de inburgering teveel op zichzelf staat. Er moet samenhang ontstaan tussen inburgering en meedoen, in de samenleving en op de arbeidsmarkt.
“Iedereen doet mee, liefst via betaald werk”. Om dit te bewerkstelligen zet de minister een aantal vernieuwende lijnen uit:
- Een Nederlands diploma, zonder onnodig tijdverlies, is de beste startpositie voor de arbeidsmarkt. Jonge inburgeraars worden daarom zo snel mogelijk doorgeleid naar een Nederlandse beroepsopleiding.
- Intensivering van de leerroutes. Om het gros van de inburgeraars binnen enkele jaren taalniveau B1 te laten behalen werkt het het best als het leren van de taal gecombineerd wordt met (vrijwilligers)werk.
- Geen ontheffingen op basis van aantoonbaar geleverde inspanning meer. Iedereen leert zich in de maatschappij te redden.
Een mooi pakket maatregelen die gemeenten, in combinatie met het verkrijgen van de regie op de inburgering, een goede uitgangspositie geeft om statushouders beter te laten participeren.
De wijzigingen in hoofdlijnen
- Na koppeling van de statushouder aan een gemeente volgt z.s.m. een brede intake op (door de gekoppelde gemeente) op alle leefgebieden
- Na de voorinburgering en vestiging in de gemeente wordt een Plan Inburgering en Participatie (PIP) opgesteld. Dit is een persoonlijk maatwerk programma voor het leren van de taal in combinatie met werk, vrijwilligerswerk, studie of stage. Hierbij wordt ook ingegaan op randvoorwaardelijke zaken. Er worden periodiek gesprekken gehouden om het verloop te monitoren en uitval te voorkomen. Enige alfabetisering is voor een goede intake een belangrijke voorwaarde, analfabeten gaan daarom eerst een alfabetiseringstraject in.
- Er komen drie leerroutes voor inburgeraars:
- B1-route: deze route vormt de norm, deze wordt afgesloten middels een objectieve toets (voor lezen, schrijven, luisteren, spreken en KNM), daar waar B2 mogelijk is wordt dat gestimuleerd. Als na aanzienlijke inspanning blijkt dat het B1-examen niet haalbaar is, kan voor één of meerdere onderdelen worden teruggevallen op het examen op A2-niveau.
- Onderwijsroute: de onderwijspotentie van inburgeraars onder de 30 jaar met beter worden benut.
- Z-route (zelfstandig met taal): voor inburgeraars waarbij objectief is vastgesteld dat de reguliere examenroute geen optie is. Deze route richt zich op zelfredzaamheid in de samenleving en het zoveel als mogelijk beheersen van de taal.
- Gemeenten gaan in het nieuwe stelsel inburgeringstrajecten inkopen bij door hen geselecteerde aanbieders. Hiertoe krijgen zij een inburgeringsbudget van het Rijk. Gemeenten krijgen de taak om te garanderen dat:
- er voldoende passend aanbod is voor alle drie de leerroutes,
- dit aanbod inhoudelijk effectief en flexibel is (te combineren met andere activiteiten)
- dit aanbod geënt is op de inburgerings- èn participatiedoelstelling.
Inburgeraars krijgen een gemeentelijk inburgeringsaanbod als onderdeel van hun PIP.
- Het examenstelsel wijzigt, de taalonderdelen en het onderdeel KNM van het inburgeringsexamen worden centraal getoetst. ONA krijgt een decentrale, praktijkgerichte invulling, die optimaal bijdraagt aan het “aan het werk gaan” van de inburgeraar.
- Gemeenten krijgen de opdracht om alle statushouders de eerste periode een ontzorgend stelsel aan te bieden. Gemeenten betalen in de periode de vaste lasten uit de bijstand, de statushouder ontvangt wat resteert en de toeslagen. De duur van deze periode wordt vastgelegd in het PIP.
Om dit te bekostigen krijgen de gemeenten, in aanvulling op de huidige financiële kaders, in 2019 extra middelen waarbij de focus ligt op taalverhoging, zoals aangekondigd in het regeerakkoord. Daarnaast ontvangen gemeenten geld voor de maatschappelijke begeleiding van statushouders (€ 2370,- per statushouder). De combinatie van de extra middelen en het geld dat nu al beschikbaar is voor inburgering en aanverwante domeinen, vormt de harde bovengrens voor de bekostiging van de nieuwe praktijk. Voor de bekostiging wordt nagedacht over een vorm van prestatiebeloning.
Comments are closed.